De Klokkentoren

Elke morgen was, ver weg of dichtbij, de blijdschap te horen die een nieuwe geboorte gewoon is met zich mee te brengen. Soms gebeurde dit bijna onacceptabel vroeg, zodat voor de hele stad de dag net na middernacht al begonnen was. Ondanks dit onmenselijke uur, was er niemand die niet mee ging in de feestvreugde. Het voelde zelfs heel menselijk zo. Dat in andere steden de mensen gewekt worden door het kraaien van een haan, kon men zich hier niet voorstellen. In die andere steden ook, zoeken de mensen naar verandering, naar iets nieuws. Dat was hier helemaal niet het geval. Het was zelfs alsof de ouderdom nog niet ontdekt was en het nieuwe daarom een constante was, die niet gezocht, maar slechts aangenomen werd. Men was blij, tevreden, gelukkig. En toch was het juist hier waar de verandering als een bliksemschicht insloeg, hier waar niemand er naar zocht.

Het gebeurde tijdens een hevige storm dat de bliksem om middernacht insloeg in de klokkentoren van de stad. Kinderen begonnen te huilen en de toren kraakte, totdat opeens de stilte viel - en met de stilte stortte het onbegrijpelijke verschijnsel van de dood zich op een stedeling, onaangetast door de storm of bliksem, maar uit het niets op de grond gevallen. Met grote ogen keken de vrouwen van de stad naar het lichaam en keken de mannen naar elkaar, alsof iedereen in stilte wachtte totdat ofwel het dode lichaam ofwel een medestedeling uit zou leggen wat er gebeurd was. Noch het lichaam, noch een medestedeling sprak die dag een enkel woord. Het onbegrip was toegeslagen. Men begreep elkaar niet meer, en men begreep de klokkentoren nog minder. Wat men wel begreep was dit: het verleden was oud geworden en vervangen door het heden; vanaf nu zou elke nacht niet alleen een kind geboren worden, maar ook een volwassene sterven. En zo gebeurde. Was er maar een haan om de mensen wakker te kraaien, in plaats van het begrijpelijke geween om de onbegrijpelijke dood! Maar het was er niet en men begon te verlangen naar iets nieuws.

Onderwerpen:
Klok